verschenen in: Lo FO interview juni 2009

Koplopers en voorvechters  in de logopedie


Een koploper is volgens Van Dale: iets of iemand die aan de leiding gaat. Een voorvechter is iemand die strijdt voor een goede zaak, iemand die de belangen van iets verdedigt. In deze nieuwe serie komen mensen aan het woord die naar ons oordeel als koploper of voorvechter van de logopedie kunnen worden gezien. Als eerste het woord aan Dr. Claudia Blankenstijn, verbonden aan Curium-LUMC te Oegstgeest en Transparant te Leiden.


Koploper of voorvechter?
Tja, ik ben voor het vak taalontwikkeling en taalontwikkelingsstoornissen misschien wel een koploopster, als het gaat om het diagnosticeren en behandelen van de taalproblemen van kinderen met een psychiatrische stoornissen binnen een onderzoekscentrum voor Kinder- en Jeugdpsychiatrie, Curium-LUMC in Oegstgeest.

Samen met Annette Scheper heb ik in 2003 een groot onderzoek naar de taalontwikkeling bij kinderen met een psychiatrische stoornis afgerond. We hebben er samen tien jaar met veel zorg en plezier aan gewerkt, onder leiding van prof. Dr. Anne Baker van de Universiteit van Amsterdam en Dr. Ph. Treffers, de toenmalige directeur van Curium-LUMC. Het proefschrift, waarin verslag wordt gedaan van dit onderzoek, kent al enige navolging, en de belangstelling voor de taalvaardigheid bij kinderen met een psychiatrische stoornis is aan het groeien binnen het werkveld in Nederland. Voor een koploper een fijn gevoel: onder de door ons opgeklapte denk-paparaplu/parasol kunnen veel deskundigen en geïnteresseerden dit onderzoeksterrein verder uitbreiden en invullen, mag ik hopen.

En ik ben een voorvechtster voor een degelijke taaldiagnose bij, tja, eigenlijk bij elk kind met een psychiatrische stoornis. Maar ja, dan hadden we wel tien Claudia’s nodig, en eentje lijkt mij meer dan genoeg! ….
Kijk, bij kinderen met ASS en ADHD zitten er al taalstoorniscomponenten in de psychiatrische diagnostiek en komt het vaak voor dat niet-taaldeskundigen de taalproblematiek signaleren. Op zich is dat al heel prettig. Maar voor elk kind is het nodig om precies vast te stellen op welke gebieden van de taal (vorm, inhoud en gebruik) hij problemen heeft. Ouders en andere deskundigen die met het kind werken, kunnen dan hun eigen taalniveau aanpassen aan het kind. Het kind kan taaltherapie met de ouders krijgen en passend onderwijs volgen.
Bij kinderen met een angst- en/of depressieve stoornis daarentegen is het vaak nog ongebruikelijker om het taalniveau op de verschillende taalgebieden precies in kaart te brengen, terwijl dit vaak zo ongelofelijk verhelderend kan zijn. De taal- en communicatieproblematiek levert namelijk veel frustratie op bij de ouders, bij het kind, in de familie en op school. Dit kan de psychiatrische problematiek verergeren of in stand houden. Dat is natuurlijk reuze sneu voor ouders en kind. Bovendien kan het kind geen schoolse en/of andere cognitieve taken aan, die boven zijn talige-niveau-pet gaan! Het is niet automatisch zo dat de omgeving daar rekening mee houdt, heb ik in de praktijk gemerkt.

Ik ben wellicht ook een voorvechtster voor de taalbehandeling van ouders en kind, in plaats van met het kind (met een psychiatrische stoornis) alleen. Ouders krijgen vaak wel veel medische ondersteuning, opvoedondersteuning en hun kind kan naar het speciaal onderwijs gaan, maar zelden krijgen ouders de kans om samen met hun kind met een psychiatrische stoornis in taaltherapie te gaan! De taalbehandeling van kinderen met een psychiatrische stoornis en hun ouders vergt natuurlijk extra inspanning en toewijding van de taaltherapeut, zoals een logopediste. Daarnaast zijn de kinderen vaak heel erg verdrietig, boos, angstig, opstandig en uit evenwicht, evenals hun ouders, of gewoon allemaal erg speciaal en bijzonder. De eerste goede resultaten van de taaltherapie zijn al gemeten en de meeste van deze kinderen en hun ouders kunnen van de taaltherapie profiteren!

Ik heb binnen Curium-LUMC een bepaalde taaltherapie ontwikkeld, de zogenaamde Narratieve Taal-Teken-Therapie®. Die is voor alle kinderen met uiteenlopende taal- en psychiatrische stoornissen en hun ouders geschikt. Het is een vorm van taaltherapie waarbij de semantisch-pragmatische ingang van taal voorop staat. Ouders leren bepaalde communicatie-faciliterende gespreks- en verhaaltechnieken. En de kinderen leren hun eigen levenservaringen te vertellen ondersteund met tekeningen. Ik hoop daar dit jaar over te publiceren. De vorm van taaltherapie sluit aan op mijn deel van het proefschrift dat gaat over het meten van semantisch-pragmatische problemen in de taal.

Om de kennis over te dragen die ik binnen Curium-LUMC heb opgedaan, hou ik sinds 2003 in Nederland vaak een praatje of geef een lezing voor vakgenoten en andere belangstellenden. Ook geef ik weleens een voorlichtingsavond voor ouders op scholen. Verder geef ik POST-HBO en POST-academisch onderwijs in Nederland en België, met veel plezier!

Eerst wilde ik heel graag de wetenschap in, maar het leven had een ander idee hierover. Een groot gedeelte van de tijd onderzoek ik de taalvaardigheid van kinderen met een psychiatrische stoornis en geef ik taalbehandelingen voor ouder en kind. Dat is een grote uitdaging en geeft veel inzicht en voldoening. Ik hoop echter dit najaar en pilot-study uit te voeren binnen Triversum (onderzoekscentrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie in o.a. Hoofddorp) naar de taalvaardigheid van kinderen met het syndroom van Gilles de la Tourette. Op die manier hoop ik ook mijn wetenschappelijke bloed weer een beetje te laten stromen…

Wie merkt er eigenlijk wat van jouw harde werken?
Ik, wil ik direct antwoorden. Ik hou van mijn werk, ik hou van de kinderen en hun ouders, en ik voel me een gelukkig mens in dit werkveld. In het begin, in 2004, had ik wel veel moeite om de levensverhalen van de kinderen en hun ouders niet mee naar huis te nemen. Vooral het verdriet, de angst en boosheid tikken onherroepelijk ergens diep van binnen iets aan. Dus ben ik een scholing gaan volgen van vier jaar in Driebergen om mijzelf te leren kennen en daarmee ook een betere therapeut te kunnen zijn. Het werpt nu al zijn vruchten af! En vaak doe ik nu juist energie op van het werk!

Ten tweede: de ouders en kinderen merken meestal goede vooruitgang op het gebied van de taalontwikkeling, dus mijn inspanning loont.

En verder merken mijn collega’s op Curium-LUMC denk ik wel dat ik ergens heel bevlogen ben. Zij staan ook steeds meer open voor de taal, de taalontwikkeling en de taalproblemen binnen de Curium-LUMC-populatie! Zij nodigen mij regelmatig uit om intern een lezing te komen geven over bijvoorbeeld “auditieve verwerkingsstoornissen” of ‘’de taaltherapie”. Ook krijg ik regelmatig de kans om in het blad Groeien van Curium-LUMC te schrijven. De directeur patiëntenzorg Robert Vermeiren heeft laatst zelfs gezegd dat ik een koploper ben binnen Curium-LUMC in het organiseren van een Boerhaave-cursus (4 juni 2009 LUMC) op mijn vakgebied!

Daarnaast werk ik ook op Transparant, Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg in Leiden, om precies hetzelfde werk te doen als op Curium-LUMC. Daar merken de collega’s mijn harde werken soms ook op minder aardige wijze: het op tijd registreren van DBC’s is voor mij een van de lastigste zaken van mijn hele werkleven!

Mijn harde werken blijft de laatste tijd zeker niet onopgemerkt, zojuist kwam er een lieve collega binnen met de woorden: "zo harde werker!" Deze erkenning geeft mij voldoening.

Wat levert het wie op?
Het levert hopelijk heel veel verschillende mensen iets op! Ik heb dat met de vorige vraag hopelijk al een beetje beantwoord. Het aller-, allerbelangrijkste vind ik dat het de kinderen met een taal- en psychiatrische stoornis iets oplevert: namelijk een verbetering van hun taalvaardigheid in communicatie met hun ouders, en daardoor ook met anderen!

Verder hoop ik natuurlijk dat tal van deskundigen en ouders er hun voordeel mee doen door te lezen wat ik geschreven heb en door te horen wat ik te vertellen heb; hun inzicht in taalontwikkeling en taalontwikkelingsstoornis kunnen zij hierdoor vergroten en daardoor voor betere hulp op dit vlak zorgen. Kennis hebben van de regels voor taal, de regels voor communicatie en de regels voor contact zijn daarbij van groot belang.

En mij? Wat levert het mij op? Mijn nieuwsgierigheid naar het menselijk taal-, communicatie- en contactvermogen wordt absoluut bevredigd. Hoe doen wij dat als mens? En hoe leren kinderen de regels voor taal, communicatie en contact, en hoe en waarom schenden ze die? Wat is de oorzaak, wat is de functie? En vooral ook: wat kan ik een vreugde beleven als kinderen en ouders al pratende weer tot elkaar komen en plezier met elkaar hebben als zij elkaar hierdoor beter leren kennen! Ouders roepen vaak uit, als een kind een anekdote vertelt uit haar of zijn eigen leven: “Maar dat wist ik helemaal niet van mijn eigen kind!”

En verder hou ik heel erg van verhalen, verhalen over iemands levensgeschiedenis, verhalen over ervaringen, anekdotes, geschreven en uitgesproken verhalen, met een kop en een staart en een al-dan-niet poëtisch middenstuk. Zo vertellen kinderen vaak over bijzondere ervaringen, en soms ook over minder plezierige ervaringen, zoals de dood van een huisdier. De manier van vertellen, zeker bij kinderen met een taalstoornis, is vaak aandoenlijk, namelijk niet zo helder, en begrijpelijk als bij de meeste mensen, maar voor een goede verstaander vaak van een helderheid, en wijsheid!


Wat heb je moeten doen om te komen waar je nu bent?
Wat heb je moeten laten om te komen waar je nu bent?
“Garnalen pellen, tien jaar lang, garnalen pellen”. Zo noemde ik altijd het eindeloos analyseren van spontane taal van 1993 tot 2003, want meer dan 40.000 uitingen analyseren op –tig verschillende manieren, dat vergt heel wat zitvlees! En dan nog alles opschrijven in een lijvig proefschrift, in het Engels, en zo leesbaar mogelijk.
Ik merk nu vooral dat ik in die jaren relatief weinig naar muziek heb geluisterd en weinig films heb gekeken. Ook moest ik van mijzelf in die tijd het lezen van literatuur (geen vak-!) beperken. Dat laatste is me in die tijd nog het minste gelukt! Poëzie en literatuur lezen ben ik wel altijd blijven doen, daar kan ik echt niet zonder!

Ik heb dus eindeloos achter mijn bureau gezeten, en dan maar van je typerdetyp! Zelfs een liefdesleven was niet echt combineerbaar. Het leven is sinds 2004 een stuk afwisselender Ik vind het veelvuldige contact met veel verschillende collega’s en vrienden erg prettig! Ook heb ik veel meer vrije tijd, en dus gelukkig ook meer tijd voor mijn twee lieve dochters en de hond!

Wie of wat heb je nodig om verder te komen in je vak?
Ik zou graag geld krijgen om naar internationale congressen te gaan op mijn vakgebied, maar daar is het de laatste jaren binnen Curium-LUMC niet van gekomen. Ik werkte eerst op De Vlier, afdeling voor dove en slechthorende kinderen met een psychiatrische stoornis. Ik werk nu bij het neuroteam, en hopelijk groeit mijn werk zo, dat ik kan gaan uitbreiden en naar internationale congressen kan gaan. Het zou ook fijn zijn als ik de komende vijf jaren weer aan publicaties kan werken. Ook dat is er de laatste tijd bij ingeschoten, doordat het opbouwen van het werkveld enorm veel tijd en energie kost.

Dus, ik heb geld en tijd nodig om verder te kunnen groeien in mijn vak, en –naar ik hoop– weer een mooi nieuw onderzoeksterrein naar de taal van Touretters, zodat ik mijn hersens weer kan laten kraken op hun taalvaardigheid.

Wie of wat kun je missen als kiespijn?
Ik heb van zoveel collega’s afscheid moeten nemen de afgelopen jaren. Dat afscheid nemen kan ik missen als kiespijn, en het invullen van de DBC’s! Verder zou ik mijn werkplekken in Oegstgeest en Leiden voor geen goud willen missen, en vind ik het heerlijk om met deskundigen in het werkveld samen te werken.

Wat is jouw advies aan logopedisten?
Tja, advies, advies. Ik vind dat logopedisten een heel mooi vak hebben. En ik merk binnen Curium-LUMC vaak dat logopedisten hele goede resultaten hebben geboekt met de kinderen die zij hebben behandeld! Ik zou zeggen: ga zo door!

Verder zou ik logopedisten willen adviseren om toch zo veel mogelijk samen met ouders te werken. Om ouders en teamleden binnen de school, en dan denk ik vooral aan cluster II en cluster IV scholen, te voorzien van voorlichtingsavonden, eventueel ouders-cursussen op het gebied van de taal. Ik merk dat ouders daar behoefte aan hebben en er voor open staan, zoals op de C.P. van Leersumschool (cluster IV-school in Zeist), waar ik regelmatig kom.
Mij is opgevallen dat ouders altijd bereid zijn om met hun kind samen aan de slag te gaan met de taal en communicatie! De beloning is vaak al meteen merkbaar: het talige contact tussen ouder en kind kan weer groeien, er komt weer plezier in de talige communicatie!

Wat is jouw lijfspreuk?
Mijn lijfspreuk heb ik van mijn oma “wie geeft wat-ie heeft, is blij dat-ie leeft!” En wat heb ik dan te geven? Taaltherapie en informatie over taalontwikkeling en taalontwikkelingsstoornissen, vooral binnen de wereld van kinderen met een psychiatrische stoornis. En ben ik daar blij mee? Ik dacht het wel!


Terug