De taal van kinderen met een autisme spectrum stoornis

Lezing voor de Horison Ontmoetingsdag, 3 oktober 2009 in Utrecht door Dr. Claudia Blankenstijn

Samenvatting door Bram Wisse
Op de landelijke ontmoetingsdag van stichting Horison, 3 oktober 2009 in Utrecht gaf klinisch linguïste Claudia Blankenstijn een lezing over autisme en taal. Dr. Blankenstijn is sinds 2004 werkzaam op Curium-LUMC. Ze houdt zich daar bezig met de taaldiagnostiek en taalbehandeling van slechthorende, dove en horende kinderen met een psychiatrische stoornis (momenteel voornamelijk alleen van horende kinderen). In 2003 promoveerde zij op een onderzoek naar de taal van horende kinderen met een psychiatrische stoornis, zoals ADHD, ODD, ASS, angst en depressie. Het belangrijkste resultaat was dat de meeste kinderen met een psychiatrische stoornis ook een taal- en/of communicatiestoornis hebben (82 tot 100% van alle 120 kinderen in de leeftijd van 4;0 - 9;0 jaar).
Als er sprake is van een autisme spectrum stoornis bij kinderen, is er eigenlijk altijd ook sprake van een taal- en communicatiestoornis, twee van de meerdere diagnostische criteria op basis waarvan een kind de stoornis ASS toegewezen krijgt. Claudia Blankenstijn heeft het begrip taalstoornis gespecificeerd en maakt daarbij onderscheid tussen taalvorm, taalinhoud en taalgebruik. Ze meet de taalvaardigheid van kinderen met behulp van spontane taal. Het taalontwikkelingsniveau voor de taalvorm (uitspraak en grammatica), de taalinhoud (woordenschat) en het taalgebruik (= talige communicatie) kan dan worden weergegeven in een leeftijdsequivalent. Zo kan een onderzocht kind met een autisme spectrum stoornis de taalvorm hebben van een 3-jarige, de taalinhoud van een 6-jarige en het taalgebruik van een 2-jarige, terwijl de kalenderleeftijd bijvoorbeeld 7 jaar is.
Claudia wil met haar taaldiagnose zoveel mogelijk aansluiten bij de DSM, het diagnostisch handboek dat kinder- en jeugdpsychiaters gebruiken bij hun onderzoek. Dit betekent dat kinderen met een autisme spectrum stoornis de taaldiagnose krijgen uit dit handboek, bijvoorbeeld: een receptieve en expressieve taalstoornis of een communicatiestoornis NAO. Maar zeker zo belangrijk is dat het niet bij een constatering van een taalstoornis blijft, maar dat er ook taalhulp geboden wordt.
,,Ik ga met de ouders en het kind aan tafel zitten’’, vertelt de taalkundige, ,,en ik laat het kind verhalen vertellen over zijn leven.’’ Het gaat in het verhaal over de plaats, het tijdstip en wat het kind heeft meegemaakt. Een kind wil er graag aan meewerken, want het heeft behoefte aan communicatief contact, hoe groot de taalstoornis misschien ook is. Claudia Blankenstijn vertelt dat ze binnen haar Narratieve Taal-Teken-Therapie® zeer precies aansluit op de taalvaardigheden en het talige onvermogen van het kind met een autisme spectrum stoornis. Deze therapievorm is er ook voor de ouders, die ter plekke – en heel concreet – leren om dit precieze aansluiten ook te doen. Door te tekenen bij het praten, blijft dat wat gezegd is bestaan en zichtbaar, en is makkelijk op te roepen uit het geheugen.
Er kan van alles aan de hand zijn. Voor het ontstaan van taalstoornissen kan een gen verantwoordelijk zijn (dat nauw verwant is aan een gen dat met autisme te maken kan hebben). Wat voor invloed heeft een afwijkende manier van kijkend waarnemen voor taalverwerving? En hoe staat het met de emotionele huishouding van een kind en het binnenhalen van sensorische informatie? De genetische en/of neurologische problematiek, bijvoorbeeld met het zien en horen, en de emotionele en cognitieve informatieverwerkingsproblematiek die daaruit voortvloeit, zijn in de ontwikkeling vaak zeer belemmerend geweest voor het ontwikkelen van taal en communicatie.
Bij kinderen met een autisme spectrum stoornis zijn de regels voor taal, communicatie en contact vaak nog niet verworven, zoals passend zou zijn bij de kalenderleeftijd. Die drie hebben met elkaar te maken. Wie de taalregels schendt, schendt ook die voor communicatie en daardoor die van contact. Dat wordt naarmate deze kinderen ouder worden een groter probleem, als daar niets aan gebeurt. Taal is nodig voor informatie-overdracht en bevestiging van sociale relaties. Voor kinderen met een autistische stoornis die soms al van nature een contactprobleem hebben, is het des te belangrijker om aan de taalontwikkeling extra aandacht te geven.
Zelfs voor zich normaal ontwikkelende volwassenen geldt dat ze af en toe de neiging hebben zich terug te trekken, als het leven hen te veel wordt. Bovendien zijn we 30% van onze tijd maar in talig contact met anderen en 70% van de tijd in talig contact met onszelf bezig: we ordenen door taal de wereld om ons heen voor onszelf in onze binnenwereld. Bij kinderen met een autisme spectrum stoornis komt het voor dat zij een sterkere terugtrekkende beweging laten zien. Ze gaan dan ‘uit contact’, afhankelijk van de ernst van hun taal-, communicatie- en contactstoornis.
De taaltherapie die Claudia Blankenstijn geeft, is geschikt voor ‘kinderen en hun ouders’ met klassiek autisme, PDD-NOS en Asperger, waarbij de taalstoornis kan verschillen in type en ernst. De kinderen moeten al wel kunnen tekenen en praten. Voor kinderen met een autisme spectrum stoornis die niet of nauwelijks spreken, zijn andere therapievormen beschikbaar.
Claudia werkt tijdens therapiesessies altijd met het tekenen van wat gezegd wordt. Op een A4tje tekent het kind over wat het heeft meegemaakt. Wat gebeurde er, waar en wanneer; wat zei je toen, wat dacht je? ,,Dat gebeurt step by step, zodat het na een paar maanden oefenen kan gebeuren dat een meisje van 9 met een autisme spectrum stoornis voor het eerst in haar leven een volledig verhaal kan vertellen, een anekdote uit haar leven, zoals het behalen van haar schaatsdiploma. Een mooie bijkomstigheid is dat ouders van kinderen met een autisme spectrum stoornis deze teken-verhalen ook gaan gebruiken om een conflict op te lossen: jij deed dit, toen deed de ander dat…
De tekeningen houden de talige informatie goed vast. De kinderen ontdekken in de loop van de taaltherapie dat ze levenservaringen door middel van taal kunnen ordenen. Ze peppen op als ze een denkstap kunnen maken bij het ordenen naar plaats, tijd en causaliteit (dit gebeurt omdat…), ze leren om deze verbanden uit te drukken, en als dit lukt, en het kind leert levensscènes een beetje te overzien, houdt het kind soms energie over. De taal als middel om te leren ervaringen te ordenen is heel belangrijk.
De talige en communicatieve attitude (houding) is erg belangrijk binnen de Narratieve Taal-Teken Therapie® bij kinderen met een autisme spectrum stoornis. Een koosjere houding, noemde Claudia Blankenstijn dat: de taaltherapeut is er voor de talige en communicatieve ondersteuning van ouder en kind, de ouder is er voor deze ondersteuning bij het kind, en elke talige- en communicatieve positieve bijdrage kan rekenen op helende verbale feedback.
De talige en communicatiemogelijkheden die al in het kind zitten, worden bij deze therapie geoptimaliseerd. De ouder leert ook elk klein talige stapje te zien, en er de belangrijkheid van in te zien, zodat er weer kan worden genoten door ouder en kind van de communicatieve, talige interactie.


Terug